(geschreven in een lockdown, winter 2022)
Bij gebrek aan sportschool heb ik afgelopen week de frequentie en afstand van mijn avondwandelingen verhoogd. Vaak ga ik pas na 22 uur lopen, en met de nevel van deze dagen beland ik in een diep winterse stemming. De natuur staat stil, zoals de nacht zelf stil kan staan als de zon helemaal aan de andere kant van de aarde is. Oranje knipperende stoplichten geven aan dat er niet wordt gewerkt, het tempo van het aan-uit is altijd iets rustiger dan je denkt. Alle straatlantaarns zijn extra aanwezig nu, hun witte lamp omgeven door jacobsladders en halo’s, die soms theatraal van achter een inktzwart boomsilhouet vandaan breken.
In deze trage tijd en open, gelijkmatige ruimte past de muziek van Morton Feldman. Een Amerikaan, een maverick, een van de meest eigenzinnige componisten die er zijn. Waren, moet ik misschien zeggen, hij overleed in 1987. Veel van zijn stukken strekken zich uit over een bijna onmogelijk lange tijd, ze rekken je beleving van de tijd op. Er gebéúrt ook niet echt iets, de muziek verandert wel wat, maar niet wezenlijk. In een lezing zei hij ooit: “Do we have anything in music (…) that really wipes everything out? That just cleans everything away?”
Luisteren naar Feldman is een beetje alsof je in een museum bent dat geheel ingericht is door één abstracte kunstenaar. De kamers zijn allemaal wit, maar hebben wel verschillende vormen, en de werken die de kunstenaar er heeft gemaakt bestaan uit lijnen en vormen, alleen maar zwart en heel donker grijs. Bij sommige kamers blijf je langer staan, dan hoor je een tijdje dezelfde groepjes noten, en bij andere loop je door, je weet niet precies waarom, dat hoor je maar even. De overgangen zijn plotseling, maar het contrast is niet groot.
Op grond van bovenstaande zou je denken dat Feldmans muziek erg meditatief is. In zekere zin is dat ook wel zo, maar voor mij klinkt het niet als een hulpmiddel om tot meditatie te komen maar als de meditatie zélf. Het is spiky, dissonant meestal, maar over het algemeen wel zeer zacht, ppp, met een heel enkele keer een uitschieter, alsof er in een aanpalende kamer iets op de grond valt. Mediteren gaat meestal met hobbels, je komt een tijdje in de zone en dan val je er met een plotselinge gedachte weer uit. Prettig is het ook niet altijd, het kan inspanning vergen om tot ontspanning te komen. Wat is er eigenlijk in die ruimte waar je probeert te komen waar niets is?
Ik hou het er niet altijd uit. Net als in een meditatie geef ik er soms zomaar ineens de brui aan, omdat ik het zat ben, of omdat ik er maar niet in kan komen. Dan is het denken te sterk, of de discipline om het denken te verslaan niet sterk genoeg. In het geval van Feldmans muziek is het eerder dat ik de klankwereld zat ben, dat ik wil dat er nou eens actie komt. Dan kan ik het zelfs ineens onzin vinden, ‘dat eindeloze geëmmer met die dissonanten. Doe eens iets man!’ Soms heb je er behoefte aan ergens greep op krijgen, en dat staan zijn uitgestrekte kamers haast niet toe. Het is schier ongrijpbare muziek.
Maar de wandelingen van de afgelopen drie dagen stonden juist in het teken van een verblijf in die kamers. De langste voerde over de fietsbrug, langs de Rijksstraatweg tot aan de Zeedijk, en daarover via de donkere Smitsweg terug naar huis. Een ronde van ruim 100 minuten. Daar paste Triadic Memories op, een zeer lang stuk van Feldman voor piano solo. Als ik me voorneem om dat tijdens mijn wandeling helemaal te luisteren, dan lukt het me ook. Bij het naar buiten stappen begint de muziek, losse tonen, variërend van mild tot scherp dissonant, in een halo van pedaal
- een auto schijnt met rode achterlichten op twee gesluierde vrouwen, die zacht met elkaar praten. Verderop langs het water straalt de voorlamp van een scootmobiel me tegemoet, zo fel dat de persoon die erop zit onzichtbaar blijft tot ze vlak langs me komt rijden. De merkwaardige eenzame bungalow wordt afgebroken, de linker van de twee oude, ongelijk gegroeide coniferen is omgehaald, de andere staat er nog. De bus soest voorbij, leeg, op weg naar de laatste halte. Al die tijd is er de mist, ook op het viaduct met evangelische graffiti, ook bij de mysterieuze spoorwegovergang, ook bij de onverwachte snoepautomaat aan de dijk die voor hongerige wandelaars en fietsers is neergezet -
Het geheel heeft iets magisch, het voelt sterk als het gedicht dat Jan Eijkelboom schreef:
“mist sluit de ruimte buiten
en houdt het binnen dicht
ik mis het vergezicht
al ken ik het van buiten
Rein zegt: de wereld is juist wijder
als je de horizon niet ziet
er ligt wie weet wat in het verschiet
het kan nog tot van alles leiden
een balk blijft op de voorgrond drijven
geen eb, geen vloed, dood tij
er vaart een schip voorbij
je hoort een vis verspringen
ik voel mij uiterst binnen
en zeer geheim
en vrij”
Geen vergezicht, uiterst binnen: dat klinkt als de Feldman-ruimte. Wie de muziek niet kent en het eens wil proberen raad ik Rothko Chapel aan, dat duurt niet zo lang en is voor een wonderlijk mooie bezetting van koor, solo sopraan, altviool, celesta en slagwerk. Deze muziek bezingt niet, beweent niet, verhaalt niet. Deze muziek kleurt, mijmert, drijft. De muziek van Feldman is. En hoe wij ons daartoe verhouden, daar wordt het spannend.
Kommentit