Toen het vorig jaar oudjaarsdag was keek ik telkens met een schuin oog naar mijn stappenteller. Het jaargemiddelde over 2022 stond op 10.995. Ik had het afgelopen jaar zo mijn best gedaan, maar rond de luie kerstdagen was er de klad in gekomen. Dat was jammer, ik moest toch de 11.000 kunnen halen? Ik maakte op oudjaarsdag nog een wandeling, en liep rond etenstijd van station Utrecht naar de vrienden bij wie ik de jaarwisseling vierde. Na de eerste oliebol gingen we aan tafel, toch nog eens kijken… 10.999.
Dat meen je niet.
Tja, dan ben ik wel zo iemand die nog rondjes door de woonkamer gaat lopen en de anderen met smaak uitlegt waarom ik dat aan het doen ben. 365 stappen zou genoeg moeten zijn, eentje voor elke dag van het afgelopen jaar. Ik had er een heel circus van kunnen maken, met bijhouden in welke maand ik nu liep en een bijpassend jaaroverzicht, maar dat bedenk ik allemaal achteraf pas. De paradepassen tussen kerstboom en eettafel zijn al potsierlijk genoeg, maar mits met de juiste flair gebracht vindt iedereen het grappig.
Nu is het is 30 december 2023, de laatste gewone dag van het jaar. Ik heb niks speciaals te doen. Mijn streven is om elke dag minstens 10.000 stappen te halen, en daartoe wandel ik meestal ’s avonds een vaste ronde van een uur, terwijl ik naar verhalen van podcast The Moth luister. Maar als ik een hele dag nergens heen hoef kom ik met dat rondje maar tot 6.000 stappen. Voor die gelegenheid heb ik ook een ronde die bijna twee keer zo lang is, buitenom over de Zeedijk. 110 minuten lopen, met muziek en verhalen op mijn oren. Dat ga ik vanavond ook doen.
Het is droog, wat deze winter een zeldzaamheid lijkt. De wind houdt zich ook redelijk gedeisd, hij is zuidwest, maar niet te fel. In de Tromptuinen schiet een grote vuurpijl omhoog vanaf het fietspad, jochies aan de overkant maken de bijbehorende stoer-en-ook-onder-de-indruk-geluiden. Het stuk langs de afgebroken flat is donker, de straat is hier nog niet helemaal af. Rechts achter me vliegen knallende witte lichtbollen boven een huis uit, wat samen met het puin en het donker een paar tellen een gevoel van een oorlogsgebied geeft. Maar verderop op het kruispunt draait gewoon de bus de bocht om, en branden de oubollige gele lichttrapjes van het bejaardenhuis.
Januari. Optredens met Jan, Restante. Verbouwing van de werkkamer. Een besloten feest met piraten-thema gecrasht in een gay kroeg, met André.
Het parkeerterrein bij de moskee is vol, binnen gloeit licht. Het is zaterdag, misschien is er een speciaal gebed vanavond. Ik kan de mannen niet zien. In de ruimte aan de achterkant is het felle witte licht aan, en ik zie dat er ook een tv-scherm is opgehangen waar lokale reclame op te zien is. Grinnikend denk ik aan de aanhangwagen die altijd op het parkeerterrein staat, met reclame voor “Kip- en kip-specialiteiten”. Doe het ook maar eens goed.
Februari. Workshops met Pia Douwes begeleiden. Uitverkocht in de Kleine Komedie staan. Twee jaar getrouwd.
Het fietsviaduct zigzagt over de A16 heen, waardoor je de wind beurtelings in de rug en in je gezicht hebt. De auto’s razen als altijd voorbij. Wie die hier rijdt zou van het verst komen? Of wie is juist begonnen aan een lange reis? Zouden er vluchtelingen voorbij rijden? Zieken? Zwangeren? Het leven in ieder denkbaar facet raast onder me door, van de vrouw die haar chihuahua in de bijrijdersstoel heeft zitten, tot de tachtiger die naar zijn nieuwe vriendin in Zevenbergen tuft, van de jongen die met zijn drie maten naar Rotterdam rijdt en nu al baalt dat hij de bob is tot de keihard vals zingende vrachtwagenchauffeur die eindelijk weer 100% NL kan ontvangen.
Maart. Studio-opnames met De Andersons. Lange wandeling in de bossen, met lieve Charlotte. Genomineerd voor de Annie M.G. Schmidt-prijs, met Jan, met het lied Jamal.
Aan de overkant leidt het fietspad een tijdje over het water. Een brommertje knerpt me tegemoet, de jongen achterop houdt de gehelmde bestuurder goed vast. In het ongezellige hotel naast de snelweg brandt behoorlijk veel licht. Wie zou daar nou zitten op dit moment van het jaar? Bij de wasstraat, die dicht is, staat een man in een joggingbroek met een teckel aan de lijn in z’n telefoon te praten, die hij horizontaal voor z’n neus houdt. Het winkeltje van het tankstation zet hem in een helder tegenlicht.
April. Traditioneel Paaszwaaiweekend met mijn familie. Laatste voorstelling van Restante. Met twee studenten van de Koningstheateracademie naar het gigantische orkeststuk Eine Alpensinfonie van R. Strauss.
Nu begint de lange Rijksstraatweg. Mensen wonen in lintbebouwing, die allengs meer uit elkaar valt in losse huizen, kunstenaarsboerderijen en obscure kleine autobedrijfjes. Zo nu en dan komt een auto me tegemoet of achterop. Voor de duizendste keer denk ik dat ik eens een lichtgevend hesje zou moeten kopen. De verhalen op mijn oren laten me regelmatig hardop lachen, of op mijn knieën slaan van herkenning of “raakheid”. Ook gaat de vertelling soms een onbedoeld verband aan met wat ik op dat moment zie. Een verlaten weg, een donker uur, een onopmerkzame fietser, soms gaat het gelijkop met wat ik hoor, en soms er recht tegenin.
Mei. Werkweek met de KTA. In drie dagen mijn compositie voor koor ‘The Lake’ schrijven. Grote opnamedag met de hele familie voor de liedjes van mijn overgrootvader.
Ik nader de kruising met de Wieldrechtse Zeedijk. De Rijksstraatweg gaat hier nog heel ver rechtdoor, naar de zuidpunt van het eiland, onder een tunnel van boomkruinen door, maar ook onverlicht, waardoor er een donker gat voor me ligt. Een paar jaar geleden is er een knip in de straat gemaakt, om sluipverkeer te voorkomen. Daardoor rijdt er hier geen hond. In de twee huizen aan weerskanten van de kruising staat hetzelfde SBS6-achtige showprogramma aan. Paars met rode verlichting spat van het scherm af door de ruiten, het volgende shot is van drie mannen die met hun handen in de lucht heen en weer staan te zwaaien. Op mijn koptelefoon vertelt de Ierse dichter Pádraig Ó Tuáma een verhaal over zijn geschiedenis met conversietherapie, oftewel “homogenezing”. Ik sla linksaf, de dijk op.
Juni. Voor het eerst zelf vlierbessensiroop maken. Eindvoorstellingen op de MusicAllFactory, met over beide voorstellingen de muzikale leiding. Op werkbezoek bij pianobouwer Evert Snel, waar ik leerde wat een opstoter is, dat er een piloot in de piano zit, en van het bestaan van de dubbele bokveer.
De spoorbomen gaan dicht als ik er vlakbij ben. Een machinist van een korte sprinter snelt de nacht in, zuidwaarts. Aan de overkant strekt de dijk zich uit, en wordt heel smal. Door de vele begroeiing loop je hier geborgen, maar het is ook steeds een beetje schrikken als er toch die ene enkele auto aankomt. De vreemde snoepautomaat die hier altijd stond, voor snackbeluste wandelaars, is weggehaald, net als het afdakje waaronder hij stond. Alleen het houten platform ligt er nog, loos en onuitnodigend.
Juli. Bertram trouwt met zijn lieve Wouter, groot feest in het Openluchtmuseum. Dagje naar Mechelen in m’n eentje. Uitgebreid de Tour de France volgen en niksen.
De lichtjes van de wijk Wilgenwende blinken links van me, het is er rustig. Rechts van me liggen de polders, waar het leeg en donker is. Een enkele auto rijdt over de weg die de polder doorsnijdt, en die toepasselijk ‘Landbouwweg’ heet. De twee lichtbanen schuiven geluidloos door het bruine land, achtervolgd door een veel zachtere rode gloed. Een hardloper komt me tegemoet, en geeft als ik vlakbij ben een klap op z’n bovenarm, waar een horloge oplicht. Groeten blijft beperkt tot een uitgerekt aankijken, we zitten elk in ons eigen kringetje hier.
Augustus. Serieus werk maken van het vertalen van het album van Sufjan Stevens. Midweek totaal verregend rondom Zutphen. Zelf geschreven verhaal voorlezen voor publiek bij Club Felix, op festival Boulevard.
Nu komt het donkere stuk. Waar de Smitsweg langs het park loopt is geen straatverlichting. De nacht sluit zich hier dieper om je heen. Ik draag voor de zekerheid m’n telefoon met het zaklampje naar beneden, zodat eventueel verkeer dat me achterop komt me in de smiezen heeft. Hoog boven me verheffen zich de hoogspanningskabels, het silhouet van de dichtstbijzijnde mast staat als een fantasiewezen afgetekend tegen de lucht. In de huizen op de zelfbouwkavels bewegen mensen met de vanzelfsprekendheid van thuis zijn.
September. Een half uur met open mond kijken naar het oppompen van de luchtballonnen naast het theater in Barneveld. Vijf dagen naar Madrid, op bezoek bij m’n man Alke die er een maand bivakkeert. Een nieuwe vriend ontmoeten en beter leren kennen.
“Kom op Jelle, gewoon doen.”
“Ja, zo, maar kijk, even wachten.”
Een jongen en een meisje van een jaar of 12 zitten op fietsjes op een bruggetje dat de wijk in gaat. Ze hebben een stuk vuurwerk in hun hand, en Jelle wilde het net op de weg zetten toen hij mij vanuit het donker zag opdoemen. Ik ben in deze tijd van het jaar altijd beducht op vuurwerk, aangezien ik zowel m’n handen als m’n oren nogal nodig heb voor m’n werk. Ooit toen ik klein was zette opa Jacques een vuurpijl in een metalen pijp op de stoep, we stonden er twee meter vandaan. De lont ging aan, maar de pijl steeg niet op. In drie seconden tijd verstijfde iedereen, we moeten wegrennen… de pijl knalde vlakbij ons uit elkaar. Niemand had schade, maar schrikken was het wel. Des te fijner daarom dat Jelle pas als ik voorbij ben het potje op de weg zet, precies in het midden, en het bruggetje op holt, om op veilige afstand het kleurige licht te zien.
Oktober. Emilio begeleiden met band bij zijn eindexamen. Een kort verhaal vertellen over het sterven van mijn moeder, bij Echt Gebeurd, in Walhalla. Slap liggen van het lachen met het woordenboekspel, op mijn verjaardag, met Ruud en Mirek en Matthijs en Uub en Gijs Jan en Joep.
De weg langs de voetbalvelden is weer licht, en leeg. Ver voor me uit slingerfietst een jongen die af en toe een rotje laat vallen. Ik zie geen bevers vanavond. Verderop, waar de Smitsweg langs de naturistencamping gaat, kom ik langs het begraffitide hek waar “Goed af” op staat, de naam van de camping. Het doet me elke keer denk aan het decor van een soort jaren 90’-rapclip, waar net-niet-hippe gasten met een achterstevoren pet heel vaak hun hand met twee uitgestoken vingers op en neer bewegen.
November. Première van het liedjesprogramma Resumé 1, met Jan Beuving en Rob en Twan en Izak en Coen en Remy. Nu pas de eerste fatsoenlijke oogst van mijn peperplanten. Twee liederen opnemen met Fanny Alofs op een prachtige vleugel.
In het park zijn overal plassen blijven staan, de takken die door de harde wind afgevallen zijn liggen er als bruggetjes tussen. Ik hoor nu een intens verhaal over een jongen die opgroeide in Cambodja ten tijde van het gruwelijke regime van de Rode Khmer. Niet alle verhalen zijn zo ernstig, soms zijn er ook hilarische of lief-ontroerende verhalen bij. Zowel in oktober als in december vertelde ik op een podium bij Echt Gebeurd, wat heerlijk is om te doen. Er is een podcast van waarin je wekelijks een verhaal kan horen. De Engelstalige variant die ik nu luister, The Moth, is het origineel.
December. Naar de Oude Kerk, een dienst bijwonen voor een toekomstig project. Twee keer pianospelen in de nacht op station Gorinchem omdat ik net de trein gemist heb, en er met zachte hand worden uitgezet door een lieve beveiligster. En kerst met de families Dicke en Bos, als vanouds.
Het jaar is weer om, mijn wandeling ook. Ik loop door de laatste straten van Wielwijk, tussen de kerstlichtjes en -projecties en -rendieren en -wat al niet. Morgen (inmiddels vandaag) sluit ik het jaar af met vrienden in Utrecht, en proost op het nieuwe. Naar m’n stappenteller kijken is niet nodig, ik zit gemiddeld een eindje boven de 12.000 dit jaar, maar niet in de buurt van een eventueel rond getal. Hoeveel stappen ik in het komend jaar nog ga zetten is nog onbekend, maar zolang ik ernaar streef dat ik ze zet komt het altijd goed.
Gelukkig nieuwjaar voor jullie allemaal! Alle goeds op je pad, hoe dat ook moge lopen.
Comments