KOETJES EN KALFJES
- tomdicke
- 27 apr
- 3 minuten om te lezen
De sprinter trekt op vanaf station Dordrecht Zuid. Ik ben zoals vaak helemaal vooraan ingestapt, op deze lijn is dat waar de eersteklascoupé altijd zit. Niet dat ik mezelf verheven voel boven het gepeupel, maar ik reis zo vaak met de trein dat het verzekerd zijn van een plekje en vooral de rust van een afgezonderde ruimte erg fijn zijn. Er zit één oudere heer, die een klinkend ‘Goedemiddag!’ ten beste geef als ik hem groet. Ik haal mijn meeneemmok met heet water uit mijn tas en het boek dat ik aan het lezen was. Dan komt ook de conductrice de coupé binnen. Ze groet eveneens vriendelijk en stapt het hokje van de machinist in.
In volle vaart scheert de trein over het Hollands Diep. Als we hier rijden kijk ik altijd even op van wat ik aan het doen ben. Het licht over het wijde open water is altijd wisselend en altijd prachtig. Nu varen er een paar kleine jachten, eentje gaat vlak langs de roestige duwbakken die hier geparkeerd liggen. De conductrice komt terug uit haar hokje en laat de deur tamelijk hard in het slot vallen. “Ho, sorry”, zegt ze. “En je bent nog wel aan het lezen!” Wat een beleefdheid om me heen! Met een heerlijk rustig gevoel lees ik verder.
Na Lage Zwaluwe gaat ze aan de andere kant van het gangpad zitten. Ik zag een berichtje binnenkomen op m’n telefoon en lees het. Niks belangrijks. “Toch gestopt met lezen?” vraagt ze dan. “Ja, het is ook een beetje een ingewikkeld boek dat ik aan het lezen ben, na een paar pagina’s moet ik even stoppen, anders dringt het niet meer echt tot me door”, zeg ik. Er ontspint zich een gesprek over smartphones en schermtijd. Precies als we het erover hebben dat we beide onze ringtone altijd uit hebben staan krijgt de oudere heer met veel gerinkel een sms’je. We kijken elkaar aan en grinniken geluidloos.
Ik ben niet altijd in de stemming voor gesprekjes in de trein, zeker niet als ik aan het lezen ben. Maar deze conductrice peilt mijn stemming heel voorzichtig, als ze had gemerkt dat ik geen behoefte had gehad aan een gesprekje dan was ze vermoedelijk niet eens vlakbij gaan zitten. Dat vind ik een bewonderenswaardige menselijke kwaliteit. Bij Breda stapt een moeder met haar jonge dochter binnen, dan gaat haar aandacht ook naar het meisje toe, weer even vriendelijk en met communicatie die bij die leeftijd past en die niet betuttelend of overkinderachtig is.
In Tilburg heb ik een kort optreden met oud-studenten en ik ga kijken bij de opvoering van Nooitgedacht, door de leerlingen van de MAF Jongeren. Aan het begin van de avond ga ik weer op huis aan, opnieuw met de trein. Ik haal nog even een maaltijd en wacht dan tot de sprinter komt. Het is precies zo’n zelfde trein als op de heenweg, de achterste coupé is weer eerste klas. Op het perron zie ik een schichtige, in zichzelf pratende vrouw, met een ingevallen gezicht. Net als ik loopt ze naar het achterste stuk van de trein. Iets in me denkt: als ze maar niet in de buurt gaat zitten, want inmiddels ben ik moe en heb ik behoefte aan rust.
Maar dat is precies wat er wel gebeurt. De deurtjes van de coupé gaan dicht, en de enige die er ook in zit is de magere vrouw. Ik neem een eerste hap van mijn eten, en dan loopt ze ineens naar me toe en en zegt met scherpe stem: “Hoe was je dag?”. Dat is natuurlijk een lieve vraag, maar hij wordt gesteld op een manier die me doet vermoeden dat de communicatie iets moet dempen. Niet spontaan, maar geforceerd en zonder enige introductie. Ik heb helemaal geen zin hierin, maar ja, ik moet wel nu iets antwoorden.
In een impuls zeg ik: “Sorry mevrouw, maar ik heb nu geen zin om te praten. Wel heel lief, maar ik wil even niet”. Het is beleefd geformuleerd, maar toch een tamelijk harde afwijzing. De vrouw is maar één seconde stil, en zegt dan onverwacht: “Snap ik ook! Snap ik ook… eet smakelijk…” en gaat weer zitten waar ze eerst zat. Nu voel ik me natuurlijk ogenblikkelijk schuldig. Zou ze beledigd zijn? Half en half verwacht ik dat ze over een paar tellen weer gaat praten of opnieuw opstaat en onrustig gaat lopen, maar niets van dat alles gebeurt. Ze is stil, behalve dat ze vlak voor Gilze-Rijen een knaller van een wind laat. Opnieuw moet ik mijn gegrinnik onderdrukken en kijk quasi-geïnteresseerd naar het voorbijschietende landschap.
Ik eet in een rust die blijft duren tot Breda. Dan stapt ze uit, en knikt me nog even begrijpend toe, alsof ze wil zeggen: wat hebben we goed gezwegen hè?
(juni 2024)
Comments